Jorrijn’s ode aan haar schaduwdeel
een kale vlakte
een duistere nacht, geen dag
zwart zand wat over gaat in lucht
koelte glijdt langs mijn wang
als scherpe messen houd je me wakker
je zet mijn ogen wijd open
laat mijn benen stevig zijn
zwart pantser
te zwaar om te verkleden
stevige stappen zet ik, met jou
mijn stemgeluid gedragen
ik speel met de woeste zee
ben bang voor haar grote kracht
golven spoelen mijn bloemen weg
vederlichte stof besmeurd
ook daar huist de schoonheid
ragfijn, een web, in-gewikkeld
verstikkend maar stevig
koud en fel, zwart en van mij